Beeld met ernstige, actieve aantasting door de kleine klopkever. Foto: © Anne-Cathérine Olbrechts

Organisch materiaal zoals papier, hout en textiel kan erg te lijden hebben door insectenvraat. Welke insecten vormen een risico voor uw erfgoed? Hoe voorkomt u dit? Hoe herkent en bestrijdt u een aantasting?

Welke insecten zijn schadelijk?

Insecten kunnen we groeperen volgens tal van uitgangspunten en invalshoeken. We volgen hier de indeling uitgewerkt door Agnes Brokerhof, senior onderzoeker bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Nederland. Deze indeling gaat uit van de schade die insecten veroorzaken aan het erfgoed en het gedrag dat ze vertonen. 

We sommen de meest voorkomende insecten op die in onze streken organisch bewerkt materiaal aantasten. De insectenfiches op de onderliggende pagina's beschrijven per insect de eigenschappen, het gedrag en de bestrijdingsmethodes. Druk ze af en houd ze bij in het depot. Ze helpen u bij de geïntegreerde bestrijding.

Boorders


kleine klopkever, bonte knaagkever, spinthoutkever, huisboktor

Bijters


Australische diefkever, broodkever, gewone spekkever, huidkever, pelskever, tabakskever, tapijtkever, bruine huismot, gewone kleermot, pelsmot, tapijtmot, witschoudermot

Bewoners


boekluis, gevleugelde stofluis, kakkerlak, ovenvisje, papiervisje, zilvervisje

Bezoekers


bij, vlieg, loopkever, wesp, lieveheersbeestje

Kleine klopkever of Anobium punctatum. Foto: Entomart via Wikimedia Commons
Anthrenus pimpinellae, één van de tapijtkevers. Foto: © Anne-Cathérine Olbrechts
Boekluis of Liposcelis species. Foto: © Anne-Cathérine Olbrechts
Bonte knaagkever of Xestobium rufovillosum. Foto: © Anne-Cathérine Olbrechts
De larven van de kleine klopkever zijn hier uitzonderlijk zichtbaar. Meestal zitten ze in het hout verstopt. Foto: © Anne-Cathérine Olbrechts

Bronnen

Insecten zijn mobiel en verspreiden zich snel in 'gunstige' omstandigheden (een bepaalde temperatuur en relatieve vochtigheid, gebrek aan onderhoud, enz.).

De meest gangbare manieren waarop erfgoed besmet raakt:

  • Volwassen insecten vliegen of kruipen naar binnen via ramen en deuren.
  • De insecten verspreiden zich vanuit een aantasting in de bouwschil, via kieren en spleten, naar de collectie: voornamelijk vanuit vogel-, wespen- en bijennesten in ongebruikte schoorstenen, geblokkeerde open haarden, achter plinten, verwarmingselementen of oude ventilatiebuizen, in zolders en kapruimtes.
  • Ze verspreiden zich vanuit een besmette zone elders in het gebouw. Sommige insecten doen er jaren over om uit te vliegen en zich verder te verspreiden!
  • Ze zitten verborgen in binnenkomend erfgoed en ander materiaal waarvan de aantasting niet is opgemerkt: bv. nieuwe verwervingen, inkomende bruiklenen, stukken uit de eigen collectie die elders zijn besmet en terugkeren, palletten en transportkisten, uitrusting voor evenementen en tentoonstellingen, planten, snijbloemen, houtblokken, enz.

Het belang en de relevantie van deze bronnen is afhankelijk van het type insect en het materiaal dat een risico vormt. Specifieke voorbeelden zijn de verspreiding van de tapijtkeverfamilie (Anthrenus species) of de pelskever (Attagenus) uit oude duivennesten, en de volwassen vrouwelijke tapijtkever (Anthrenus verbasci) of de kleine klopkever (Anobium punctatum), die door een open raam vliegen en eitjes leggen op objecten.

Voedingsbronnen voor insecten zijn er altijd genoeg in erfgoedinstellingen, zeker als er een variatie is aan materialen, vaak in een matige conditie. Het klimaat maar ook een zorgvuldig en frequent onderhoud zijn begrenzende factoren.

Welke schade veroorzaken ze?

Typische vormen van schade door insecten zijn:

  • onregelmatige gaatjes,
  • gangen in het materiaal, die de stevigheid van een object verminderen,
  • een 'afgegraasd' oppervlak.

Meer gedetailleerde informatie vindt u in de insectenfiches.

Actieve aantasting op textiel door de gewone kleermot: onregelmatige gaten en spinsel. Foto: © Anne-Cathérine Olbrechts
Uitvliegopening van de kleine klopkever in een houten boekband, onder het leer. Foto: © Anne-Cathérine Olbrechts
Uitvliegopeningen in het houten meubel en citroenvormig boormeel van de bonte knaagkever. Foto: © Anne-Cathérine Olbrechts
Larves van de tapijtkever ("wolbeertje") en van de gewone kleermot grazen de 'polen' van het textiel af. De onopvallende, stoffige hoek vormt de gewenste omgeving. Foto: © Anne-Cathérine Olbrechts
Vers boormeel op een schilderij wijst op actieve insectenvraat. Foto: © Anne-Cathérine Olbrechts
Lacune in een archiefdocument, wellicht het gevolg van vraatschade van een zilvervisje. Foto: © Anne-Cathérine Olbrechts
Lichtgekleurd boormeel wijst op een actieve aantasting in deze gepolychromeerde sculptuur. Foto: © Anne-Cathérine Olbrechts
Deze stoffen zitting is grotendeels afgegraasd, vermoedelijk door wolbeertjes. Dit zijn de larves van de tapijtkever. Foto: © Anne-Cathérine Olbrechts
Afgebroken onderdelen als gevolg van een aantasting door de kleine klopkever. Foto: © Anne-Cathérine Olbrechts

Stappenplan voor een geïntegreerde insectenbestrijding

Een geïntegreerde insectenbestrijding begint en eindigt niet met een behandeling: als u insectenvraat opmerkt, bent u immers al te laat. Het is belangrijk om de omgeving onaantrekkelijk te maken voor insecten, de ruimtes en het erfgoed voldoende te controleren en ze op die manier te weren. Als er eenmaal aantasting is, is die vaak niet te overzien en is de kans groot dat de hele collectie is aangetast.

We bespreken de vijf stappen die u moet volgen voor een geïntegreerde insectenbestrijding. Zo'n bestrijding is in de praktijk maatwerk: bedenk wat er nodig én mogelijk is in uw eigen situatie.

1. Voorkomen

  • Houd de relatieve vochtigheid lager dan 60% en de temperatuur bij voorkeur lager dan 18°C. Zorg voor voldoende ventilatie en vermijd microklimaten.
    • Alleen het verlagen van de relatieve vochtigheid volstaat niet om insecten te weren. Toch kunnen lokale plekken met een hoge relatieve vochtigheid schimmelvorming veroorzaken, die op haar beurt bepaalde insecten aantrekt, zeker bij gebrek aan onderhoud.
    • Met een temperatuur van 10-15°C remt u de verspreiding van de meeste insecten. Daarom is een schone, koele en droge omgeving doeltreffender dan andere bestrijdingsmethodes.
    • Als u er niet in slaagt het klimaat te beheersen, focus dan op het onderhoud van het gebouw. Een regelmatig, zorgvuldig onderhoud (interieur en exterieur) houdt 90% van de schadelijke insecten weg. 
  • Houd de ruimtes opgeruimd en de voorwerpen stofvrij. 
    • Insecten hebben een neus voor stoffige, verlaten plekjes waar ze niet worden gestoord. Onderhoud dus niet alleen de voor bezoekers zichtbare plekken, maar ook hoeken, plinten, enz.: plekken waar stof en vuil zich verzamelen en waar insecten zich thuis voelen.
  • Plaats voorwerpen op 15 cm van de vloer.
  • Zorg ervoor dat het gebouw in goede conditie verkeert.

2. Blokkeren

  • Voorkom dat insecten door bouwkundige gebreken zoals kieren en spleten, kunnen binnensluipen. Plaats op maat gemaakte tochtstrippen rond historische buitendeuren en ramen, zeker bij de depotruimtes waar het erfgoed wordt bewaard.
  • Voorkom dat insecten via openstaande ramen of deuren of via bezoekers en personeel de collectieruimtes binnenkomen. Gebruik in de mate van het mogelijke fijnmazige horren bij het openen van de ramen. Vraag hierover raad aan de erfgoedconsulent Onroerend Erfgoed in uw provincie als het gebouw is beschermd.
  • Houd bloemen, planten en struiken zo veel mogelijk weg van en uit het gebouw.
  • Dicht alle openingen rond leidingen, afvoerpijpen en bedrading. 
  • Plaats geen verpakkingsmateriaal in de collectieruimtes.
  • Controleer alle inkomende voorwerpen en collecties op het minste teken van een actieve insectenaantasting. Plaats aangetaste en verdachte voorwerpen meteen in quarantaine (zie stap 4).
  • Zorg voor een doeltreffend onderhoud. Dit betekent ook dat u de voedselbronnen verwijdert, voorkomt dat stof en vuil zich opstapelen en gladde oppervlakken behoudt (indien nodig door opwrijven). Als u insectenvraat ontdekt, voer dan de frequentie van dit onderhoud op.
  • Onderhoud ook minder toegankelijke plekken. 
  • Laat geen eten of drank toe in de opslagruimtes.

3. Detecteren

Voer regelmatig visuele inspecties uit in het gebouw én in de collecties. 

De meeste schadelijke insecten zijn piepklein, wat visuele inspectie niet makkelijk maakt. De eitjes zijn zelden zichtbaar en de larven tasten vaak vergeten of onzichtbare plekjes aan, waardoor u ze pas opmerkt als de schade al is ontstaan. Als u materiaal eenmaal hebt opgeborgen in depot of tentoongesteld, is de kans groot dat u het lange tijd niet meer onderzoekt. Toch blijft het heel belangrijk de voorwerpen regelmatig te inspecteren om aantasting in een vroeg stadium op te sporen en zo de schade te beperken.

  • Met een goede verlichting of een goede zaklamp kunt u de aanwezigheid van schadelijke insecten herkennen aan:
    • vers boormeel en uitvliegopeningen (bij houtboorders),
    • spinsel, cocons (bij motten),
    • aangevreten zones of restanten van huiden (bij mutatie van bv. wolbeertjes).
  • Investeer tijd en geld in een zorgvuldig onderzoek van alle binnenkomende stukken.
  • Doe minstens elk halfjaar een inspectieronde in het depot en de permanente tentoonstelling. Noteer in een logboek welke insecten, schade en sporen u hebt aangetroffen. Betrek hierbij het onderhoudspersoneel: tijdens het poetsen moet iedereen oog hebben voor dode insecten die schadelijk kunnen zijn en voor aanwijzingen van een aantasting. 
  • Kijk niet alleen het erfgoed na, maar ook ander materiaal dat het risico loopt op aantasting door insecten, zoals houten rekken, plinten, trapjes en organisch verpakkingsmateriaal.
  • Licht het gebouw door en markeer risicozones. Dat zijn niet alleen bepaalde locaties in het gebouw die aantrekkelijk zijn voor insecten, maar ook plaatsen waar erfgoed zit met risico op aantasting of dat al is aangetast geweest. Stel op basis van de risicozones een plan op voor de inspectie en monitoring (met vallen).
  • Als u een ladekast nakijkt op aantasting door houtboorders, verwar dan boormeel niet met 'schuifmeel' van het opentrekken van de laden. Bekijk het eens met een vergrootglas. Boormeel is cirkelvormig, schuifmeel eerder langwerpig en onregelmatig van vorm.
  • Een spinnenweb is een natuurlijke insectenval en een nuttige indicator van de aanwezigheid van insecten. Maar het is vooral een teken van een gebrek aan onderhoud.

Zet een detectiesysteem op met insectenvallen.

Visuele inspectie van de collectie is de belangrijkste vorm van monitoring, maar u kunt dit combineren met een detectiesysteem van insectenvallen. Er bestaan verschillende soorten vallen. In de insectenfiches leest u met welke soort val u bepaalde insecten best detecteert. 


Ga als volgt te werk:

  1. Onderzoek de site en stel een grondplan op met de lokalisatie van de vallen: ofwel in een regelmatig patroon, ofwel volgens het gedrag van de insecten die u wilt opsporen (zie insectenfiches). Motten zijn bijvoorbeeld lichtschuw, terwijl licht zilvervissen juist aantrekt. Plaats vallen eerder op de vloer in hoeken en dicht bij een muur dan in het midden van een open zone. Plaats vallen ook in risicozones, zoals naast een ongebruikte open haard. Hoe meer vallen u plaatst, hoe groter de 'pakkans'. Houd er wel rekening mee dat dit ook meer tijd vraagt.
  2. Kies en bestel de gewenste vallen. 
  3. Stel de plakvallen op volgens het plan en schrijf er de datum op. Pas indien nodig de markering op het grondplan aan.
  4. Controleer de vallen op regelmatige en het liefst vaste tijdstippen. Sommige insecten hebben een specifieke uitvliegperiode: in de lente tot einde zomer. Vier keer per jaar controleren en zeker aan het begin (lente) en het einde van de uitvliegperiode (einde zomer) is aan te raden, bij voorkeur in maart, juni, september en december. Als uw ruimte verwarmd wordt en er het hele jaar door ongeveer dezelfde temperatuur heerst, is de uitvliegperiode minder strikt en kunt u ook op andere momenten in het jaar controleren. 
  5. Identificeer de aangetroffen insecten aan de hand van de insectenfiches en noteer alle vondsten en activiteiten in een logboek.
  6. Vervang de vallen tijdig. Als u een plakval bij een deur of raam plaatst, is de kans groot dat u heel veel insecten vangt. Dode insecten kunnen andere beestjes aantrekken.
  7. Evalueer uw vondsten over een lange periode. Dit geeft een beeld van de verspreiding van de insecten. Als u op zoek bent naar de haard van een aantasting, plaatst u best bijkomende vallen.

4. Reageren

Als u een aantasting aan het erfgoed opmerkt of zelfs maar vermoedt:

Een voorwerp met insectenvraat in quarantaine in een luchtdichte Curverdoos. Foto: © Anne-Cathérine Olbrechts
  1. Isoleer het aangetaste object door het in de quarantaineruimte te plaatsen of in een gesloten doos op te bergen.
  2. Controleer de rest van de collectie en lokaliseer andere aangetaste of verdachte voorwerpen. Isoleer ook deze objecten.
  3. Achterhaal de bron van de aantasting (bv. waterlek, vogelnest, ...) en verwijder die volgens stap 1 en 2.

5. Remediëren

  1. Bepaal wat er moet worden behandeld.
  2. Ga na welke mogelijkheden er zijn en kies de beste behandelingswijze. Voor een uitgebreid overzicht van de mogelijkheden en de aandachtspunten kunt u terecht in het hoofdstuk 'Bestrijdingsmethodes'.
  3. Voer de behandeling uit.
  4. Stof het object goed af, zodat de losse sporen van de aantasting niet voor verwarring kunnen zorgen bij een volgende controle.
  5. Maak de ruimte zorgvuldig schoon en controleer of de bron van de aantasting effectief weg is, voordat u het object terugplaatst.